HC ONDERZOEK OLP-4:
LEGITIEM CONCLUSIES TREKKEN.
LEGITIEM CONCLUSIES TREKKEN.
1.)Inleiding:
Legitimatiedriehoek.
Legitimatiedriehoek: je moet je
in een centrale onderzoeksrol verantwoorden naar drie partijen:
1.Collega-hulpverleners (uit
eigen team of soortgelijke collega’s in andere organisaties)
2.Opdrachtgever (uit eigen
organisatie, andere organisatie, gemeente, provincie, landelijk)
3.Collega-onderzoekers (uit
eigen en andere organisaties)
En uiteraard ook naar jezelf
als persoon en professional. Wat je onderzoekt, hoe je dat doet en hoe je
conclusies trekt. Dit moet niet strijdig zijn met persoonlijke en
beroepsethiek.
2) Interne validiteit.
Resultaten en conclusies moeten gebaseerd zijn op
vragen/deelvragen die niet zo maar verzonnen zijn, maar gekoppeld aan een
gezaghebbend concept/ theorie/ primaire en secundaire bronnen.
Voorbeelden van dergelijke concepten zijn te vinden in elk
hoorcollege!
Sommige concepten keren telkens weer terug:
micro-meso-macro, BPS-model, balansmodel, SORC, Big Five etc.
3) Externe validiteit (3.1).
Uitkomsten moeten relevant/ toepasbaar zijn voor de
beroepspraktijk en niet strijdig zijn met de persoonlijke en professionele
normen en waarden van de collega’s (= externe validiteit).
Resultaat/bewering/conclusie moet zo duidelijk zijn dat
opdrachtgevers argumenten hebben gekregen ter onderbouwing c.q. ontwikkeling
van beleid.
Het onderzoek moet generaliseerbaar zijn naar doelgroep,
instelling en werksoort.
3) Externe validiteit (3.2).
Generaliseren:
Als bepaalde
resultaten extern valide zijn, wil dit zeggen dat de resultaten te
generaliseren zijn en dus voor een grotere groep dan slechts de
testgroep zullen gelden.
Als de
resultaten alleen maar opgaan voor de testgroep, zijn ze immers veel minder
waard.
Generaliseren
van bevindingen
De
generalisatie is het schoolvoorbeeld van inductief redeneren >> Op basis
van een aantal voorbeelden wordt een algemene bewering geconcludeerd.
Het probleem
met generaliseren is dat je nooit zeker weet of je correct bent. Misschien is
er wel een tegenvoorbeeld waarbij de situatie anders is?
Voorbeeld: Ik las net weer over een advocaat uit
Den Bosch die over de scheef ging. Zie je wel dat advocaten niet te vertrouwen
zijn.
Indien iemand
generaliseert, wordt zelden uitgesproken wat verondersteld wordt, namelijk dat enkele
gevallen representatief zijn voor de hele groep.
De spreker
vergeet te melden dat hij of zij ervan uitgaat dat als iets in een
aantal gevallen opgaat dat dit dus in alle gevallen zo opgaat.
Bekende
voorbeelden (vaak
verwoord n.a.v. een voorval)
De bekende
voorbeelden over bevolkingsgroepen (alle Surinamers zijn..., Alle Polen ...,
Marokkanen, Nederlanders, Grieken...)
De bekende
voorbeelden over beroepsgroepen (rechters zijn... artsen zijn... politici
zijn...)
Kritische vragen
wat betreft de generalisatie:
1. Kun je uit
dit aantal gevallen wel zo generaliseren? (relevantie argument)
2. Is er geen
uitzondering die de generalisatie teniet zou doen? (toereikendheid argument)
Kritische
vraag wat betreft de feiten:
3. Hebben de
specifieke gevallen wel plaats gevonden (en behoren ze tot deze groep)?
Soorten
generalisatie
Inductie
Bij inductieve
generalisatie gaat het om het veralgemenen van onderzoeksresultaten naar
een groter domein of populatie waarvan de daadwerkelijk onderzochte eenheden
deel uitmaken.
Deze eenheden
vormen een steekproef.
Analogie
Bij analoge
generalisatie gaat het om het overdragen van onderzoeksresultaten die
behaald zijn in een geval (of meer gevallen) naar een ander, niet onderzochte
geval (of meer andere, niet onderzochte gevallen).
De
generaliserende beweging is hier dus niet van deel naar geheel, maar van geval
naar geval (of van context naar context, of van situatie naar situatie).
Interpretatie
Men kan ook generaliseren
naar een theorie. De onderzoeksresultaten worden dan ingepast in een
bestaande theorie, dus ingebed in (voorlopig) aanvaarde kennis.
De ‘logica’
die hier aan de orde is, noemen we interpretatieve logica of kortweg:
interpretatie.
3) Externe
validiteit (3.3).
Causale
verbanden
Veel mensen
redeneren op basis van oorzaak en gevolg. Ze proberen je dan ervan te
overtuigen dat tussen twee zaken/voorvallen er een verband is.
Indien iemand
redeneert op basis van oorzaak en gevolg dan is sprake van het "argumentatieschema
van het causale verband" (namelijk op basis van oorzaak/gevolg).
Mop: Er komt een man een kroeg in lopen, gaat
zitten aan de bar en begint 30 seconden te klappen. Iedere vijf minuten
herhaalt hij dit. Steeds klapt hij 30 seconden om dan weer te stoppen. De
barman begint dit toch op een gegeven moment wat te irriteren en vraagt aan de
man waarom hij zoveel klapt. "Tja", zegt de man, "om de blauwe
krokodillen weg te jagen". "Maar er zijn helemaal geen blauwe
krokodillen hier", zegt de barman verwonderd. Waarop de klant zegt:
"Ik wist wel dat het werkte!"
3) Externe
validiteit (3.4).
Een
representatieve steekproef
At random
(aselect): willekeurige kraal.
Gestratificeerd
(aselect): 50% roze en 50% blauwe vaststellen.
At random binnen beide groepen kiezen.
Sleutelfiguren
(select): De man van de kralenwinkel, de schooljuf.
3) Externe
validiteit (3.5).
Structuur
van de argumentatie
Enkelvoudige
argumentatie: één argument ondersteunt de stelling.
Omdat P, dus
Q.
Meervoudige argumentatie:
er zijn nu meerdere ‘losse’ argumenten die de stelling ondersteunen. Omdat P,
dus Q en omdat Y, dus Q.
Nevenschikkende
argumentatie: Hierbij hebben de argumenten P en Y elkaar nodig om de stelling Q
te onderbouwen. Omdat P en Y, dus Q. Als P of Y onwaar is, is het gehele
argument niet geldig.
4)
Triangulatie & onderzoeksopzet (4.1).
De
onderzoeksopzet (triangulatie!) moet kloppen. Tenslotte moeten de resultaten
representatief zijn, gebaseerd op een gedegen steekproef.
5)
Betrouwbaarheid.
Resultaten
moeten controleerbaar zijn (= betrouwbaarheid)
Dit
veronderstelt dat je kunt uitleggen wat je onderzoeksopzet is en hoe je
die opzet hebt uitgevoerd (zodat andere onderzoekers tot dezelfde
conclusies kunnen komen).
Hoe heb je de deelvragen
gekoppeld aan de verschillende onderzoeksbenaderingen? Hoe heb je triangulatie
toegepast?
Dit
veronderstelt dat je niet alleen kunt uitleggen hoe je de data verzameld hebt,
maar dat je ook kunt uitleggen hoe je ze geanalyseerd hebt (bijv. met
coaxiaal coderen). Zouden andere mensen dezelfde codering hebben toegepast?
Dit
veronderstelt traceerbare bronnen (APA!).
Dit
veronderstelt transcripties van primaire bronnen.
6) Legitiem
conclusies trekken.
Voorwaarden:
Uitspraken
zijn intern valide.
Uitspraken zijn
extern valide.
Uitspraken
zijn betrouwbaar.
Voorkom
redeneerfouten bij het trekken van conclusies.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten