maandag 12 mei 2014

HR 11 Onderzoek: Participerend observeren

HC ONDERZOEK OLP-4:
LEGITIEM CONCLUSIES TREKKEN.

1.)Inleiding: Legitimatiedriehoek.
Legitimatiedriehoek: je moet je in een centrale onderzoeksrol verantwoorden naar drie partijen:
1.Collega-hulpverleners (uit eigen team of soortgelijke collega’s in andere organisaties)
2.Opdrachtgever (uit eigen organisatie, andere organisatie, gemeente, provincie, landelijk)
3.Collega-onderzoekers (uit eigen en andere organisaties)
En uiteraard ook naar jezelf als persoon en professional. Wat je onderzoekt, hoe je dat doet en hoe je conclusies trekt. Dit moet niet strijdig zijn met persoonlijke en beroepsethiek.

2) Interne validiteit.
Resultaten en conclusies moeten gebaseerd zijn op vragen/deelvragen die niet zo maar verzonnen zijn, maar gekoppeld aan een gezaghebbend concept/ theorie/ primaire en secundaire bronnen.
Voorbeelden van dergelijke concepten zijn te vinden in elk hoorcollege!
Sommige concepten keren telkens weer terug: micro-meso-macro, BPS-model, balansmodel, SORC, Big Five etc.

3) Externe validiteit (3.1).
Uitkomsten moeten relevant/ toepasbaar zijn voor de beroepspraktijk en niet strijdig zijn met de persoonlijke en professionele normen en waarden van de collega’s (= externe validiteit).
Resultaat/bewering/conclusie moet zo duidelijk zijn dat opdrachtgevers argumenten hebben gekregen ter onderbouwing c.q. ontwikkeling van beleid.
Het onderzoek moet generaliseerbaar zijn naar doelgroep, instelling en werksoort.

3) Externe validiteit (3.2).
Generaliseren:
Als bepaalde resultaten extern valide zijn, wil dit zeggen dat de resultaten te generaliseren zijn en dus voor een grotere groep dan slechts de testgroep zullen gelden.
Als de resultaten alleen maar opgaan voor de testgroep, zijn ze immers veel minder waard.

Generaliseren van bevindingen
De generalisatie is het schoolvoorbeeld van inductief redeneren >> Op basis van een aantal voorbeelden wordt een algemene bewering geconcludeerd.

Het probleem met generaliseren is dat je nooit zeker weet of je correct bent. Misschien is er wel een tegenvoorbeeld waarbij de situatie anders is?
Voorbeeld: Ik las net weer over een advocaat uit Den Bosch die over de scheef ging. Zie je wel dat advocaten niet te vertrouwen zijn.

Indien iemand generaliseert, wordt zelden uitgesproken wat verondersteld wordt, namelijk dat enkele gevallen representatief zijn voor de hele groep.

De spreker vergeet te melden dat hij of zij ervan uitgaat dat als iets in een aantal gevallen opgaat dat dit dus in alle gevallen zo opgaat.

Bekende voorbeelden (vaak verwoord n.a.v. een voorval)
De bekende voorbeelden over bevolkingsgroepen (alle Surinamers zijn..., Alle Polen ..., Marokkanen, Nederlanders, Grieken...)
De bekende voorbeelden over beroepsgroepen (rechters zijn... artsen zijn... politici zijn...) 

Kritische vragen wat betreft de generalisatie:
1. Kun je uit dit aantal gevallen wel zo generaliseren? (relevantie argument)
2. Is er geen uitzondering die de generalisatie teniet zou doen? (toereikendheid argument)
Kritische vraag wat betreft de feiten:
3. Hebben de specifieke gevallen wel plaats gevonden (en behoren ze tot deze groep)?

Soorten generalisatie
Inductie
Bij inductieve generalisatie gaat het om het veralgemenen van onderzoeksresultaten naar een groter domein of populatie waarvan de daadwerkelijk onderzochte eenheden deel uitmaken.
Deze eenheden vormen een steekproef.

Analogie
Bij analoge generalisatie gaat het om het overdragen van onderzoeksresultaten die behaald zijn in een geval (of meer gevallen) naar een ander, niet onderzochte geval (of meer andere, niet onderzochte gevallen).
De generaliserende beweging is hier dus niet van deel naar geheel, maar van geval naar geval (of van context naar context, of van situatie naar situatie).

Interpretatie
Men kan ook generaliseren naar een theorie. De onderzoeksresultaten worden dan ingepast in een bestaande theorie, dus ingebed in (voorlopig) aanvaarde kennis.
De ‘logica’ die hier aan de orde is, noemen we interpretatieve logica of kortweg: interpretatie.

3) Externe validiteit (3.3).
Causale verbanden
Veel mensen redeneren op basis van oorzaak en gevolg. Ze proberen je dan ervan te overtuigen dat tussen twee zaken/voorvallen er een verband is.
Indien iemand redeneert op basis van oorzaak en gevolg dan is sprake van het "argumentatieschema van het causale verband" (namelijk op basis van oorzaak/gevolg).
Mop: Er komt een man een kroeg in lopen, gaat zitten aan de bar en begint 30 seconden te klappen. Iedere vijf minuten herhaalt hij dit. Steeds klapt hij 30 seconden om dan weer te stoppen. De barman begint dit toch op een gegeven moment wat te irriteren en vraagt aan de man waarom hij zoveel klapt. "Tja", zegt de man, "om de blauwe krokodillen weg te jagen". "Maar er zijn helemaal geen blauwe krokodillen hier", zegt de barman verwonderd. Waarop de klant zegt: "Ik wist wel dat het werkte!"

3) Externe validiteit (3.4).
Een representatieve steekproef
At random (aselect): willekeurige kraal.

Gestratificeerd (aselect): 50% roze en 50% blauwe vaststellen.
 At random binnen beide groepen kiezen.

Sleutelfiguren (select): De man van de kralenwinkel, de schooljuf.
3) Externe validiteit (3.5).
Structuur van de argumentatie
Enkelvoudige argumentatie: één argument ondersteunt de stelling.
Omdat P, dus Q.
Meervoudige argumentatie: er zijn nu meerdere ‘losse’ argumenten die de stelling ondersteunen. Omdat P, dus Q en omdat Y, dus Q.
Nevenschikkende argumentatie: Hierbij hebben de argumenten P en Y elkaar nodig om de stelling Q te onderbouwen. Omdat P en Y, dus Q. Als P of Y onwaar is, is het gehele argument niet geldig.

4) Triangulatie & onderzoeksopzet (4.1).
De onderzoeksopzet (triangulatie!) moet kloppen. Tenslotte moeten de resultaten representatief zijn, gebaseerd op een gedegen steekproef.

5) Betrouwbaarheid.
Resultaten moeten controleerbaar zijn (= betrouwbaarheid)
Dit veronderstelt dat je kunt uitleggen wat je onderzoeksopzet is en hoe je die opzet hebt uitgevoerd (zodat andere onderzoekers tot dezelfde conclusies kunnen komen).
Hoe heb je de deelvragen gekoppeld aan de verschillende onderzoeksbenaderingen? Hoe heb je triangulatie toegepast?
Dit veronderstelt dat je niet alleen kunt uitleggen hoe je de data verzameld hebt, maar dat je ook kunt uitleggen hoe je ze geanalyseerd hebt (bijv. met coaxiaal coderen). Zouden andere mensen dezelfde codering hebben toegepast?
Dit veronderstelt traceerbare bronnen (APA!).
Dit veronderstelt transcripties van primaire bronnen.

6) Legitiem conclusies trekken.
Voorwaarden:
Uitspraken zijn intern valide.
Uitspraken zijn extern valide.
Uitspraken zijn betrouwbaar.

Voorkom redeneerfouten bij het trekken van conclusies.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten