Hoorcollege 21 mei
2014.
Economie.
Algemene economie.
Economie:
* Economie
bestudeert de schaarste als snijpunt van onze behoeften en de beschikbare
(materiële) middelen.
Spanning
tussen wensen en beschikbaarheid. Wij hebben een vraag (als we geld uitgeven
willen we dat deze zaken het ook goed doen), maar dat wil je ook bij zaken die
je tot je neemt (eten en leefomgeving).
Economie is niet alleen materieel maar ook immaterieel: welzijn. Hoe
gaan wij om met reclame, media. Niet zozeer een geld wetenschap maar dit hebben
wij er zelf van gemaakt.
* Begrippen
welvaart en welzijn.
Veel
van ons komen in de zorg terecht. Welvaart: meteriele welvaart à je hebt
alles wat je wilt. Welzijn is minder grijpbaar als welvaart. Welzijn is lastig
te definiëren. Wat ga je verbeteren aan het welzijn van de mensen? Is dit
meetbaar? Economie wilt altijd alles meten. Welzijn en zorg zijn moeilijke en
abstracte begrippen. Wat voor de een welzijn is is voor de andere geen welzijn.
* Economie
draait niet alleen om geld maar ook om zaken als natuurbehoud, leefniveau en
duurzaamheid.
Economie
gaat steeds meer over welzijn van de mensen, dieren en natuur. Voorbeeld: wij
accepteren het niet langer dat kinderen goedkoop zijn omdat ze zijn gemaakt
door kinderen (kinderarbeid).
Consumptie (wat
willen wij?) en wat kunnen wij ons veroorloven?). Consumptie, ruim opvatten. En productie: je voegt iets toe wat er
eerst nog niet was. Dit kun je ook meten. Je zult bijvoorbeeld een aantal uren
doorbrengen met bijvoorbeeld jongeren die in de problemen zitten.
Kapitaalgoederen: dat gene
dat je nodig hebt bij je werk (voertuigen, machines) Bij Social Work is dit
anders: digitale middelen, rustige werkomgeving, vervoeren, enzovoort. Alle
instrumenten die je later nodig hebt om je werk goed te kunnen doen.
De markt (plek waar
vraag en aanbod elkaar treffen) en de marktwerking
(verloopt het vraag en aanbod goed?).
Goederen (tastbare
zaken, als Social Worker zal je niet veel goederen produceren) en diensten (wij zullen over het
algemeen diensten aanbieden).
Klassieke
economie zegt:
(heeft te maken met de overheid, regering) Liberalisme heeft het mee te maken,
eigenlijk moet de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeien met de economie.
Overheid bemoei je er niet mee, laat de markt zijn werk doen, deze red zich
wel. Regelt het zelf wel. Stel vraag en aanbod is niet goed verdeeld: klassieke
economie zegt dat, mensen zullen gaan klagen à gemeente
inschakelen voor helpende hand aan te bieden. Verder zelf doen: zorg er zelf
voor dat vraag en aanbod elkaar goed aanvullen.
Prijsmechanisme: regelt de
spanning tussen het vraag en aanbod.
Collectieve
sector: alle
diensten en goederen die worden aangeboden door de overheid.
Micro- meso
(gemeente)- macro (groot, bijvoorbeeld het land): voorbeeld WMO komt
(is macro deze beslissing) , dit wordt naar gemeente gebracht hun moeten dat
regelen (dit is meso) maar de particulieren instellingen moeten dit doen à dan wordt
het op micro niveau gebracht. Niveaus zitten niet vast.
Merit en
demerit goederen: merit: overheid vind het nuttig dat wij deze gebruiken
(voorbeeld: boeken). Demerit: alcohol,
drugs, tabak, enzovoort.
Indexcijfers:
vergelijking
tussen de prijs van iets in het ene jaar en het andere jaar. Indexcijfers geven
de ontwikkeling in de prijzen weer.
Elasticiteit:
in
hoeverre is de prijs van invloed op het gedrag van consumenten om iets wel of
niet aan te schaffen.
Stabiliserings
functie:
zorgt er voor dat er geen grote verschillen tussen welvaart, vraag en aanbod,
inkomsten, enzovoort.
Belastingen
(boxensysteem): daarmee regelt de overheid bijvoorbeeld Social
Workers, hulpverleners, enzovoort. Belasting is een middel voor de overheid om
de zorg voorzieningen te betalen. Belasting kunnen ook geheven worden op
producten (alcohol, tabak, benzine, enzovoort). Instrument voor de overheid.
Allocatiefunctie: overheid zorgt voor
voorzieningen. Allocatie: voorzieningen.
Verdelingsfunctie: veel mee rop individuele
niveau. Gelijkmatige verdeling. Verdelings: geld dat we te besteden hebben.
Structuur: langdurige hardnekkige zaken die
goed of niet kunnen gaan (vb: structurele werkeloosheid) Betekend dat het over
een langere periode blijft, en geen makkelijke snelle oplossingen à er is
dus grondig iets mis.
Conjunctuur: up en downs à
tijdelijk geen werk in maatschappelijk werk,
dadelijk gaan veel mensen met pensioenà dan wel
weer plaats. Wat nu niet goed is kan na een tijd wel weer goed zijn.
Begroting als sturingsinstrument
voor economische beleidsdoeleinden.
Inflatie: is op dit moment laag, gesproken
van deflatie. Weinig vraag naar geld, weinig mensen met een eigen bedrijf.
Inflatie heeft ook te maken met de wetten die hieraan vast zitten (hypotheek).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten