maandag 12 mei 2014

HR 9 Agogiek en diversiteit 2

Uit hoorcollege 9 hebben wij de onderstaande belangrijke informatie (gekeken naar onze doelgroep) kunnen halen:

Wil het contact je iets opleveren (verdiepend zijn) dan moet er sprake zijn van gelijke status. Probleem: er is niet altijd een gelijke status tussen soorten groeperingen.

Contact wordt sterk bevorderd wanneer er sprake is van gelijke doelen, hier werk je dan ook aan: de een wilt iets weten en de ander wilt iets vertellen. 

Intimiteit: je hebt meer in het contact dan alleen ‘hallo’. 
Oppervlakkig contact: deelt weinig met elkaar. 
Intimiteit: iemand willen leren kennen, enzovoort.

Essentieel uitgangspunt opvoeding: (h)erkennen van andere overtuigingen & verschillen (mee eens of niet). Verschillen zijn er en die mogen er ook zijn.

Perspectiefwisseling: dingen zien die eerst voor jou niet zichtbaar waren.
Stap 1: Wie ben ik? Wie zijn wij?
Stap 2: wie zijn zij? à contact met essentiële voorwaarden komt tevoorschijn.
Ben actief! (Loeffen & Tichelaar. 2009).

Anti-Bias curriculum model:
Eind jaren 60 in Verenigde Staten: idee dat opvoeding bestaande maatschappelijke ongelijkheden bevestigd en reproduceert.
Zolang wij onze kinderen blijven opvoeden met bijvoorbeeld: zwarten zijn anders, buitensluiten enzovoort… zal er niks veranderen.
Een maatschappij kritisch pedagogisch model. Stappen ondernemen voor verandering.
Ontwikkelingspsychologie.
Kind merkt pas sinds een jaar of 2 verschillen op in het uiterlijk.
Je moet kennis hebben van de ontwikkelings theorie.
Ook weten: hoe gaat men met elkaar om in de maatschappij…

Songfestival: kijk hoeveel reacties de vrouw met de baard opleverde. Als je anders bent roept dit heel veel reacties en discussies op. Dat is dit model.

Uitgangspunten:
Vanaf 2 jaar merkt kind verschillen op. De opvoeder moet hier iets mee gezien vanuit dit model. Ben hier actief mee bezig!
Belang context (macht). Wie heeft de macht, waar ligt deze? Wat we steeds meer zien: gegroeid naar een gemeenschap van diensten. We zien ook dat multinationals dat hier heel veel geld ligt en dat hier meer macht huist dan daadwerkelijk bij de regering.
Diversiteit is meer dan cultuur.
Focus op ontwikkelingstaken.

Elk model wilt iets bewerkstellen:

1.) Zelf-concept en groepsidentiteit.
Je helpt je kind in het ontwikkelen van : wie ben ik en hoe sta ik in het leven? Kunt je kind leren om voor zichzelf op te komen, maar tegelijkertijd hebben opvoeders de taak om te leren dat je niet alleen bent, je maakt deel uit van… gezin… school… sportclub.. enzovoort. Kind maakt deel uit van allerlei subgroepen. Leren omgaan met anderen. Dit moet in balans zijn (anders krijg je kinderen die alleen aan zichzelf denken).

2.) Empathische omgang. Leren omgaan met verschillen van kind, in contact treden, niet iets eng vinden. Uitdaging: leg contact, ga het contact aan. Leer de ander kennen. Kind laten kennismaken met mensen die anders zijn, mensen die verschillen. Mensen die afwijken van je eigen soort.

3.) Kritisch denken over vooroordelen. Leer het kind na te denken over zijn eigen beelden van ‘die ander’. Over zijn eigen vooroordelen, nodig het kind uit om te praten over dingen (voorbeeld blinde meneer). Niet alleen met jonge kinderen: ook met jong volwassenen.

4.) Assertiviteit.
Zorg ervoor dat je het kind stimuleerd om niet alleen voor zichzelf op te komen, maar tegelijkertijd dat ze ook voor anderen opkomen. Als we zien dat iemand anders benadeeld wordt (regels anders toegepast, enz) dat we actief zijn: zeggen Nee wacht eens even.. dit klopt niet: waarom wordt hij of zij voorgetrokken? Dat vereist moed, om op te komen voor anderen (die in een minder machtige positie zitten). Doe ik dit wel altijd als ik zie dat anderen benadeeld worden?

Essentieel is dat opvoeding leidt tot vrije autonomie (zelfbewuste) burgers die hun verantwoordelijkheid kunnen nemen op maatschappelijk vlak.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten